De driejarige Ada, dochter van de Britse kapitein McPherson, wordt gevangengenomen door de Indiase Tukh-sekte om de incarnatie van Kali te vertegenwoordigen. Altijd verborgen in een enorm ondergronds systeem van grotten, waakt ze over menselijke offers en twijfelt ze aan haar roeping. Er zijn vijftien jaar verstreken als haar vader haar eindelijk vindt en probeert te redden, samen met een slangenjager die verliefd op haar is geworden.